Provincie: Sevilla
Streek: Sevilla
Ligging: binnenland
Provincie: Sevilla
Streek: Sevilla
Ligging: binnenland
Sevilla ligt aan de Río Guadalquivir, op het punt waar de rivier niet meer bevaarbaar is. Een strategische plek, waar zich onder invloed van diverse culturen door de eeuwen heen een levendige stad met 704.000 inwoners heeft ontwikkeld. Tartessen, Feniciërs, Romeinen, Visigoten, Moren, christenen, Joden en Fransen hebben hun stempel gedrukt op Sevilla. De verschillende beschavingen hebben een schat aan historisch erfgoed achtergelaten, grotendeels verzameld in het grootste historische centrum van Europa. De monumenten geven een prachtig beeld van de rijke stadshistorie en vertonen een gevarieerde architectuur met Romeinse, Islamitische, Gotische, Renaissance en barok invloeden. Sevilla heeft smalle middeleeuwse straatjes – soms kun je met je armen wijd de tegenoverliggende huizen aanraken – en romantische pleintjes, waar in de lente de sinaasappelbomen bloeien. En je vindt er een veelheid aan tapasbars, winkels, hotels en tavernas. En de oh zo vrolijke Sevillanos, die genieten van het leven, elkaar, flamenco en stierenvechten. Sevilla is de mooiste en meest verleidelijke stad van Spanje, gevuld met een levendige passie, de weerspiegeling van de ziel van Spanje.
GESCHIEDENIS
Volgens legende is Sevilla gesticht door Hercules en is de oorsprong van de stad geworteld in de Tartessische beschaving. Julius Caesar doopte de nederzetting Hispalis, de Moren noemden het Isbiliya. Sevilla was vanaf haar oprichting een belangrijke handelsstad en beheerste de handel rond de Middellandse Zee. Tijdens de Romeinse overheersing nam de invloed van Sevilla toe en groeide het uit tot hoofdstad van Zuid-Spanje. Onder de Arabische invloed ontwikkelde Sevilla zich tot het economische, culturele en artistieke centrum van Europa. De stad bereikte haar hoogtepunt echter pas na de ontdekking van de Nieuwe Wereld in 1492, toen de zilvervloot afmeerde aan de rivierkades en er kostbare ladingen goud en zilver aan land werden gebracht. Sevilla werd de doorvoerhaven tussen Amerika en Europa. De stad was een aantrekkelijke vestigingsplaats voor handelaren, ontdekkingsreizigers en kunstenaars en bloeide als nooit tevoren. Aan het begin van de 17e eeuw begon de macht van Sevilla af te nemen. De haven van Cádiz werd een grote concurrent en de wereld werd in de greep gehouden door een financiële crisis. Tot overmaat van ramp werd de stad geteisterd door een aantal overstromingen en een pestepidemie die de halve bevolking uitroeide, nemen de Fransen in 1810 de stad in en beroven Sevilla van haar kunstschatten. In de 19e eeuw keert het tij en treedt er economisch herstel op in de gedeprimeerde stad. De keramiek fabriek La Cartuga wordt opgericht, de Puente de Triana over de Guadalquivir wordt gebouwd, gaslampen verlichten de straten en de eerste agrarische jaarmarkt (Feria de Abril) wordt in april gehouden.
De organisatie van de Ibero-Amerikaanse Tentoonstelling in 1929, waarvoor het beroemde Plaza de España werd aangelegd, heeft de stad weer in het nieuws gebracht. Helaas was deze aandacht maar van korte duur vanwege het uitbreken van de Spaanse Burgeroorlog (1936-1939) en de daaropvolgende Franco dictatuur, die pas in 1975 ten einde kwam. Door de organisatie van de Wereldtentoonstelling in 1992 ontstond een enorme belangstelling voor Sevilla. Dit internationale evenement werd door de stad georganiseerd ter viering van de ontdekking van Amerika 500 jaar eerder in 1492 door Columbus, die vanuit Sevilla was vertrokken. Ten behoeve van de prestigieuze Expo ‘92 werd de infrastructuur grondig aangepakt en verschenen er spraakmakende bouwwerken, zoals de Puente del Alamillo van architect Santiago Calatrava, de moderne brug over de rivier.
BEZIENSWAARDIGHEDEN
Sevilla is opgedeeld in verschillende wijken, elk met een eigen charme en monumenten. Deze indeling maakt het verkennen van het historische centrum van de stad gemakkelijk.
EL CENTRO
Het commerciële hart van de stad is El Centro, prachtig en monumentaal met een mix van grote straten, pleinen, statige gebouwen en kleurrijke gevels. Aan het Plaza San Fransisco ligt het statige stadhuis (ayuntamiento) uit de 16e eeuw. De bijzondere uitbundig gedecoreerde gevel beheerst het plein volledig. Aan de rechterzijde van het plein begint de bekende winkelstraat Calle Sierpes.
LA MACARENA
La Macarena is de oude volkswijk ten noordwesten van het centrum van Sevilla. In de kleine straatjes liggen diverse kerken, parochies en kloosters in mudéjarstijl uit de 15e, 16e en 17e eeuw verscholen. De wijk is minder druk en toeristisch, maar bezit wel de echte Sevillano sfeer. De wijk wordt begrensd door de Middeleeuwse stadsmuren Murallas de la Macarena, met gepiekte kantelen, acht uitkijktorens en een stadspoort. Net binnen de muren ligt de Basilica de Santa María de la Esperanza Macarena. In de kerk bevindt zich de Madonna van Sevilla. De wenende María Santísima de la Esperanza Macarena wordt wereldwijd vereerd en is de meest aanbeden Heilige Maagd van de stad. In de nacht van Witte Donderdag wordt de Madre de Sevilla onder begeleiding van wel 2000 nazarenos (boetelingen) uit de basiliek gedragen en gaat zij in processie door de wijk naar de kathedraal. Onderweg wordt zij door duizenden aanbeden en toegezongen met saeta’s. Door de poort, aan de andere kant van de stadsmuur, huist het Parlement van Andalusië in het Hospital de las Cinco Llagas.
BARRIO DE SANTA CRUZ
De absolute toeristische trekpleister van Sevilla is de historische Barrio de Santa Cruz. In deze voormalige Joodse wijk liggen de belangrijkste bezienswaardigheden van de stad. Toen Ferdinand III Sevilla veroverde op de Moslims, werd de omvangrijke Joodse gemeenschap in deze judería geconcentreerd. De kleine straatjes en steegjes in deze schilderachtige buurt vormen een waar doolhof. Witte, okergele en terracotta gekleurde gevels met smeedijzeren balkons, die zijn behangen met bloemen, wisselen elkaar af. De klinkerstraatjes bieden bescherming tegen de verzengende hitte van de Sevillano zomer. Pleintjes met sinaasappelbomen, restaurantjes en winkeltjes liggen verspreid door het district. Her en der zijn bloemrijke patio’s verstopt, geurend naar het weelderige groen. De oude wijk wordt begrensd door de Jardines de Murillo, Reales Alcázares, de kathedraal, de Calle Mateas Gago en de Calle Santa María Blanca/San José. De naam van de wijk is afgeleid van de voormalige kerk Iglesia de Santa Cruz, die was gebouwd op de vloer van een oude synagoge. De kerk is niet meer, maar de vloer is nu het huidige Plaza de Santa Cruz.
Prominent aanwezig is de imposante gotische kathedraal van Sevilla, die in grootte alleen door St. Paul’s Cathedral (Londen) en de St. Pieterbasiliek (Rome) wordt overtroffen. De Santa Iglesia Catedral is in 1401 gebouwd op de restanten van de stadsmoskee. Alleen de slanke Giralda minaret is bewaard gebleven van deze moskee en doet dienst als kerktoren van het enorme gotische bouwwerk. De klokkentoren op de top van de minaret en het beeld (Giraldillo) zijn pas in 1568 geplaatst.
Naast de kathedraal ligt de Archivo General de Indias, het vroegere handelshuis voor de Spaanse overzeese gebieden. Doordat de handel zich verplaatste naar Cádiz, werd het huis aan het eind van de 18e eeuw in gebruik genomen als het archief van de Spaanse koloniën in de Amerika’s en vormt nu een waardevolle bron voor de geschiedenis van het Spaanse Rijk.
Achter de archieven pronkt het meest bezochte monument van Sevilla: de Moorse paleizen Reales Alcázares de Sevilla. Het koninklijke paleiscomplex met bijbehorende tuinen is nog altijd in gebruik als officiële residentie. Koetsen met gele gespaakte wielen, de paarden rustig wachtend in hun leidsels, staan geparkeerd op het geplavijde plein voor het monument, of rijden langs de eeuwenoude vestingmuren die het paleiselijke hart beschermen tegen de blikken van de toerende toeristen. Het Alcázar is een mooi voorbeeld van de Mudéjar architectuur, de bouwstijl van de christenen die zich vermengde met Arabische kenmerken uit de Moorse cultuur.
Het Alcázar werd door de Moren op de grondvesten van een Romeins fort gebouwd, ter verdediging van de Guadalquivir. Het indrukwekkende complex is omsloten door een gekanteelde muur uit de tijd van de Almohaden. Ook enkele binnenruimtes dateren van voor de Reconquista. Na de herovering van Sevilla op de moslims werd het fort in gebruik genomen als koninklijke residentie en werd het grondig gerenoveerd onder heerschappij van Peter de Wrede.
EL ARENAL
In de wijk El Arenal langs de oever van de Guadalquivir heerst een gezellige drukte, die doet herinneren aan de tijd dat schepen vanuit de Nieuwe Wereld aanmeerden aan de kade en de kostbare lading werd gelost. De matrozen gingen in het doolhof van kleine straatjes, stegen en pleintjes op zoek naar vertier. Er zijn talloze tavernas en tapas bars te vinden, die worden bezocht door Sevillanos en toeristen. De Torre del Oro neemt een prominente plaats in aan het water, als een stille getuige van de rijke geschiedenis. Het monument uit de 13e eeuw behoorde tot de verdedigingswerken van de Moren. Nu is er het scheepvaartmuseum gehuisvest. Verderop aan de kade liggen de moderne concertzaal Teatro de la Maestranza (1991) en de Plaza de Toros Real Maestranza (1749). In de hoog aangeschreven arena vindt jaarlijks het stierenvechtfestival plaats tijdens de Feria de Abril. De indrukwekkende Maestranza arena biedt plaats aan 13.000 zeer kritische toeschouwers, is de grootste ter wereld en een van de meest bezochte monumenten van Sevilla. Andere interessante monumenten zijn het Hospital de la Santa Caridad en het Casa de la Moneda (munt).
TRIANA
De levendige wijk Triana ligt in het westen van Sevilla en wordt door de Guadalquivir van het centrum gescheiden. De poort tot dit oude zeemanskwartier wordt gevormd door de Puente Triana Isabel II. De oude stalen boogbrug uit 1845 was de eerste vaste verbinding over de rivier. Het bouwwerk met de drie bogen en cirkels is niet meer uit het stadsbeeld weg te denken. Langs de oever van de rivier aan de Calle Betis zijn tal van gezellige terrasjes te vinden, die uitzicht bieden op de rivier en de bezienswaardigheden van de stad.
De lokale inwoners zijn trots op hun buurt en zullen altijd zeggen dat ze uit Triana komen in plaats van Sevilla. Van oudsher werd het stadsdeel bewoond door zeelui en ambachtslieden, later door zigeuners. De wijk staat vooral bekend om de keramiek die hier wordt vervaardigd, maar wordt ook gezien als bakermat van de flamenco en het stierenvechten. Veel beroemde flamencosterren en torero’s hebben hun wortels in deze volkswijk. De opvallende aardewerken tegels kom je tegen in de hele stad en sieren bars, kerken, monumenten en huizen.
De beschermheilige van Triana is ‘Esperanza de Triana’ in de Capilla de los Marineros (Calle Pureza, 53). Samen met de Heilige Maagd uit La Macarena is dit het meest aanbeden Mariabeeld van de stad. Het hoogtepunt van het jaar is de processie tijdens de Semana Santa als de Maagd in de nacht van Goede Vrijdag door de stad wordt gedragen naar de grote kathedraal aan de andere kant van de rivier. In de week voor Pinksteren is Triana een vertrekpunt voor de bedevaart naar El Rocío. Pelgrims gekleed in kleurrijke flamencojurken en trajes cortes verzamelen in de wijk om in een lange vrolijke stoet met ossenwagens en huifkarren de tocht naar het dorp te voet en te paard te maken
De eigen identiteit van Triana leer je kennen door rond te slenteren in de smalle straatjes met kleurrijke oude huizen met soms een verborgen binnenplaats. Langs het water met de gekleurde gevelpanden terwijl je uitkijkt op de Torre del Oro en de Arena op de andere oever. Naar de markt Mercado de Triana bij de Puente Triana (ma-za ochtend) waar heerlijkheden worden verkocht. Of door de Calle de la Pureza waar smeedijzeren balkons aan de gekleurde gevels zijn versierd met geurende bloemen, naar de Capilla de los Marineros en de oude Iglésia de Santa Ana. In Triana kom je niet zozeer voor de bezienswaardigheden, maar veeleer voor de bijzondere sfeer op straat.
ISLA DE LA CARTUJA
Ten noorden van Triana ligt Isla de la Cartuja. Twee prachtige bruggen (Puente del Alamillo en Puente de la Barqueta) overspannen de Guadalquivir en waren speciaal gebouwd voor de Expo ’92 die hier werd gehouden. Het Isla de la Cartuja dankt zijn naam aan het 15e eeuwse karthuizerklooster Monasterio de Santa María de las Cuevas, ook bekend als Monasterio de la Cartuja. Columbus heeft hier zijn ontdekkingsreis naar Amerika voorbereid. Toen het klooster werd gekocht door een Engelsman, is het omgebouwd tot keramiekfabriek van het bekende La Cartuja aardewerk. Even verderop liggen het amusementspark Isla Mágica en het Olympisch Stadion van Sevilla.
PARQUE DE MARÍA LUISA
Het Parque de María Luisa ligt ten zuiden van het centrum aan de oostelijke rivieroever en is het grootste en bekendste park van de stad Sevilla. De grond behoorde vroeger toe aan het Paleis San Telmo, maar werd eind 19e eeuw door de Hertogin van Montpensier aan de stad geschonken ten behoeve van een openbaar park. Het ontwerp is duidelijk geïnspireerd door de tuinen van het Alcázar en het Generalife van het Alhambra in Granada. Er is een weelderige botanische tuin ontstaan met afwisselende beplanting, vijvers, fonteinen, monumenten en gebouwen en een grote hoeveelheid vogels. In 1929 werd in het park de Ibero-Amerikaanse Expositie (Expo) gehouden. Hiervoor werden twee pleinen gebouwd: Plaza de España en Plaza de América. De met keramiek betegelde bruggen en alkoven van het Plaza de España zijn een veel gefotografeerd onderwerp. De vier bruggen staan symbool voor de vier oude koninkrijken, de alkoven voor de provincies van Spanje. In het enorme gebouw zijn nu overheidsdiensten gevestigd.
TRADITIES EN FEESTEN
Sevilla staat alom bekend vanwege het bruisende en levendige karakter van de stad en haar bevolking. Dit karakter wordt onder andere ingegeven door het klimaat en de multiculturele verleden. Het meest emotioneel gevierde feest van Sevilla is ontegenzeggelijk Semana Santa. Van Palmzondag tot Pasen trekken 60 broederschappen urenlang door de straten van de stad en wordt het lijden van Jesus Christus herdacht. Sommige broederschappen dateren uit de 16e eeuw. Elk vertrekt uit de eigen parochie en draagt een baar (paso) met een Christusbeeld en een met de Heilige Maagd. De processies volgen ieder hun eigen route naar de Plaza de la Campana voor het officiële traject en worden vergezeld door een stoet boetelingen (nazarenos), al dan niet gekleed met een capirote (puntmuts). De beleving en toewijding van de sevillanos is zeer intens en leidt regelmatig tot uitzonderlijke taferelen.
Twee weken na Semana Santa begint de Feria de Abril, het grootste en belangrijkste sociale evenement van Sevilla. Meer dan een miljoen feestgangers vieren een week lang feest op het enorme terrein in de wijk Los Remedios. Het is echt een feest voor de Sevillanos; de meeste tenten (casetas) op het feestterrein zijn alleen toegankelijk voor genodigden. Door de enorme populariteit van de feria buiten Sevilla, is er een aantal casetas opengesteld voor het algemene publiek. Overdag rijden paarden en koetsen over het terrein. De ruiters zijn gekleed in traditioneel ‘traje corto’ kostuum en zitten trots in het zadel. De dames zijn uitgedost in fleurige ‘trajes de flamenca’ flamencojurken en zitten in de koets of schrijlings achter op het paard. Deze Paseo de Caballos herinnert nog aan de eerste feria die in 1847 werd georganiseerd. Toen nog een boerenjaarmarkt, waar vooral vee werd verhandeld. Tegenwoordig hebben de tenten, waar gegeten, gedronken en gedanst kan worden, de veestapel verdreven en is ‘zien en gezien worden’ het motto tijdens het event van het jaar.
GPS-COÖRDINATEN
37.38912, -5.98437
AFSTANDEN
LUCHTHAVEN:
Sevilla: 10 km / 15 min.
Málaga: 219 km / 2 uur 30 min.
ALGEMEEN:
Cádiz: 123 km / 1 uur 20 min.
Córdoba: 141 km / 1 uur 33 min.
Granada: 248 km / 2 uur 31 min.
Madrid: 531 km / 4 uur 45 min.
Málaga: 210 km / 2 uur 5 min.
Ronda: 128 km / 1 uur 43 min.
Doñana: 36 km / 48 min.
Sierra Norte: 79 km / 1 uur 30 min.