Twee weken na Pasen start de Feria de Abril van Sevilla. Al meer dan 150 jaar vieren de Sevillanos een week lang feest op een enorm feestterrein in de wijk Los Remedios. Het stof van de Semana Santa is nauwelijks neergedaald of de stad stort zich met ongekend enthousiasme in het volgende festijn en raakt voor een week verlamd. De Feria de Abril is uitgegroeid tot één van de populairste festiviteiten in Spanje en wordt jaarlijks door meer dan een miljoen feestgangers bezocht.

De eerste feria werd in 1847 als jaarmarkt georganiseerd door een Baskische en een Catalaanse veehandelaar, gesteund door een groot aantal veehouders en boeren. De veemarkt was aanvankelijk beperkt van opzet, maar al gauw kwamen er tentjes waar kon worden gegeten en gedronken en werden er stierengevechten gehouden. De tentoonstelling verkreeg steeds meer een feestelijk karakter en groeide uit tot het belangrijkste folkloristische evenement van Sevilla. Omdat de Feria 2 weken na Pasen wordt gehouden variëren de data van het evenement. Een enkele keer valt de periode zelfs in mei, dan wordt er krampachtig geschoven totdat er minimaal 1 dag in april valt, om zodoende de toepasselijkheid van de naam te behouden.

Op het feestterrein de Real de la Feria, worden meer dan 1.000 casetas opgebouwd. Deze groen/wit en rood/wit gestreepte paviljoententen moeten voldoen aan strenge voorschriften. In het voorste gedeelte aan de straatzijde worden sevillanas gezongen en gedanst, gefeest, gegeten en gedronken. De casetas zijn eigendom van of worden gehuurd door bedrijven, organisaties, verenigingen, lokale families of vriendengroepen. De toegang is doorgaans alleen op basis van een felbegeerde officiële uitnodiging. Gelukkig zijn er ook een aantal publieke paviljoens met vrij entree voor minder fortuinlijken. De lijst met aanvragen voor een standplaats is al jaren oneindig lang. Er gaan zelfs geruchten rond om te verhuizen naar een nieuwe, nog grotere plek. Het huidige terrein, dat sinds 1973 wordt gebruikt, is meer dan een kilometer lang en een halve kilometer breed, met een aantal verharde wegen en daartussen vlakken met geel zand voor de tenten. Lekker stoffig bij droogte en een enorme blubberpartij bij slecht weer. Naast het gedeelte met de casetas ligt La Calle del Infierno (Straat van de Hel) met de kermisattracties. De hoofdingang van de Real de la Feria wordt gevormd door een enorme toegangspoort, elk jaar opgebouwd volgens een ander ontwerp en versierd met duizenden gloeilampen. De poort van 2012 is gebaseerd op de gevel van de Iglesia del Divino Salvador en telt maar liefst 24.000 peertjes. Boven de wegen hangen ontelbare kleurige lampionnen als sfeervolle feestverlichting. Zo verrijst er jaar na jaar een bruisende stad, die na een week weer wordt afgebroken.

De Feria wordt officieel geopend tijdens El Alumbrado in de nacht van maandag op dinsdag om 00.00 uur exact. Met een druk op de knop ontsteekt de burgemeester de verlichting van de portado (toegangspoort) en het terrein. Genodigden verzamelen zich in de casetas voor El Pescaito, het openingsdiner dat bestaat uit kleine gefrituurde vis. Een van de leukste attracties is de dagelijkse paseo de caballos. De mooiste paarden en koetsen van vaak aristocratische en gegoede families uit de stad vormen vanaf 12.00 uur een defilé over het terrein en trekken op naar La Real Maestranza voor het stierenvechten. Vooral de ruiters en koetsiers zijn gekleed in een traje corto, een veelal grijs kostuum dat bestaat uit een strakke broek, laarzen en een kort gesneden jasje. Op het hoofd wordt een breed gerande cordobes hoed gedragen. De dames dragen een traje de flamenca of fareales, de bekende fleurige flamenco jurk. In het opgestoken haar is een bloem of kam van dezelfde kleur gestoken; om de schouders is eventueel een sjaal geslagen. Het is een genot om de stoet langs te zien komen, met de feestelijk uitgedoste passagiers en berijders; de meiden vaak schrijlings achterop het paard, ruiters trots in het zadel.